Will Bierman: Mijn vader is op zeer jonge leeftijd overleden en ik mocht niet bij de uitvaart aanwezig zijn. Er werd in die tijd nauwelijks gesproken met een kind van 5 jaar oud. Op de dag zelf moesten mijn zusje van 3 en ik gaan wandelen met mijn nichtje die 14 jaar oud was Het toeval was, dat de stoet aan ons voorbij trok. Daar ging mijn vader… Voorop in de stoet liepen de Priesters, dan de zwarte rouwwagen, de Harmonie en heel veel mensen. De straat kleurde zwart. Ik wilde me losrukken van mijn nichtje, maar dat lukte niet. Sinds die tijd had ‘de dood’ een enorme aantrekkingskracht. Het resultaat was dat ik in mijn speel-fantasie, veel van mijn speelgoedauto’s omvormde, met schaar en zwarte tape, tot rouwauto’s. Op mijn 7de werd ik misdienaar en heb veel begrafenissen van dichtbij mogen meemaken. Ik liep, met het grote kruis, voor de stoet uit en zat op de terugweg in de rouwauto. In mijn jongvolwassen tijd las ik veel boeken over de dood, met name de boeken van Elisabeth Kübler-Ross. Het was voor mij dan ook een kattensprong, dat ik naast mijn werk als kapper, vrijwilligerswerk ging doen als Buddy bij het Aidsfonds. Hierdoor kwam ik weer in aanraking met lijden en sterven. De fascinatie van wat er ‘daarna’ gebeurde, liet me niet meer los en zo gebeurde het dat ik een overleden patiënt heb verzorgd. Kort daarna stond er een advertentie in de krant, waarin ze vroegen om een mortuariummedewerker. Bingo! De rest is geschiedenis.